Interview Suzanne

Oprichter Surf Project (2014)

“Het Surf Project is één geworden met mijn leven.”

Door Eva Meylink

Fotografie Renée Coutinho

Na haar studie psychologie wilde Suzanne van den Broek-Dietz eigenlijk aan de slag als GZ-psycholoog. Ze werd projectmanager in Amsterdam. Dit deed ze met plezier tien jaar lang, tot ze zich de vraag stelde: wat wil ik nu echt? Het daaropvolgende vrijwilligerswerk op een zorgboerderij gaf richting. Daar kon ze met kinderen werken, met hun ontwikkeling bezig zijn, iets wat ze altijd al wilde. Maar ook dat was het nog niet. Totdat Suzanne aan de jongeren op de boerderij enthousiast vertelde over haar laatste surfvakantie. Een van hen vroeg haar: ‘Kun je ons niet leren surfen?’

 

Achteraf gezien bestempelt Suzanne deze vraag als een belangrijke levensvraag. Het antwoord erop is sinds vier jaar een feit. Met het door haar opgerichte Surf Project verzorgt Suzanne surflessen voor kinderen met Down, autisme en ADHD. Inmiddels is het project uitgerold naar vier locaties langs de Nederlandse kust: Zandvoort, Ouddorp, Camperduin en Ter Heijde. Suzanne woont in Haarlem en is getrouwd met Jurjen. Samen hebben zij twee zoons: Luuk en Tom.

“Ik was een beetje recalcitrant, dacht: ik ga het anders doen.”

‘Voor het verhaal is het natuurlijk prachtig als ik zeg dat die jongen van de zorgboerderij die mij vroeg of ik hem niet kon leren surfen inmiddels volleerd surfer is. Maar toen ik het hem aanbood zei hij direct: nee, geen interesse in.’ Suzanne lacht. ‘Hallo, er is speciaal voor jou iets opgezet. Even zonder gekheid: ik durf te stellen dat die vraag zin heeft gegeven aan mijn leven.

 

Suzanne, jongste van drie zussen, groeide op in een gezin waar zorg centraal staat. ‘Mijn vader is gepensioneerd huisarts en mijn moeder werkte bij hem in de praktijk. Mijn beide zussen zijn ook arts. Het lag in de lijn der verwachting dat ik ook die kant zou opgaan. Mijn vader zei een keer voorzichtig: geneeskunde zou wel bij jou passen, met jouw aandacht en interesse voor mensen. Overigens ken ik niemand anders dan mijn vader die zo veel mensenkennis heeft.’ Het werd geen geneeskunde, maar psychologie, aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Ik was op die leeftijd een beetje recalcitrant. Dus toen mijn vader zei dat geneeskunde wat voor mij was, dacht ik: dat vind jij misschien, maar vind ik dat ook? Ik ging al naar dezelfde school als mijn zussen, naar dezelfde hockeyclub. Ik vond het daar erg leuk hoor en mijn ouders lieten mij zelf kiezen, maar ik dacht in die periode toch: ik ben wel de derde in het gezin, maar ik wil eens wat anders doen.

 

Ik heb me nooit achtergesteld gevoeld, er was altijd veel liefde en ruimte in ons gezin. Ik wilde mezelf bewijzen wellicht? Daar heb ik achteraf weleens spijt van gehad. Daarom ben ik denk ik tijdens mijn studie nog een deel neurologie bij het AMC gaan doen, een vak dat over de hersenen gaat en bij de faculteit geneeskunde hoort. Misschien dat ik daarmee iets wilde compenseren.’

“Dat ik na tien jaar werken mijn baan opzegde was de beste keuze die ik kon maken.”

Suzanne en Stef

Stef op de boerderij

Fotografie Jurjen van den Broek

Tijdens haar studie specialiseerde Suzanne zich in de richting ontwikkelingspsychologie. Ze schreef haar scriptie over het Syndroom van Asperger. Na haar studie wilde Suzanne aan de slag als GZ-psycholoog. ‘Dat was ingewikkeld. Er waren al ontzettend veel psychologen en je moest werkervaring hebben. Het solliciteren liep daardoor op niets uit. Ik liep in die tijd rond met een groot vraagteken boven mijn hoofd. Wat nu?’ Haar bijbaan bij Effectory, specialist in medewerkersfeedback, bood uitkomst. ‘Ze zochten een projectmanager en omdat ik goed was in organiseren, solliciteerde ik naar de functie. Ik dacht ook: misschien is het wel goed zo. Daar ben ik uiteindelijk tien jaar gebleven.’

 

 

In die tijd leerde Suzanne haar huidige man en destijds collega Jurjen kennen. ‘Ik bleef altijd zitten met het gegeven dat het moeilijk was om aan de bak te komen in de psychologie. De interesse was er nog steeds en ik vond het zonde dat ik niks met mijn studie had gedaan. Toen heb ik, na tien toffe jaren Effectory, mijn baan opgezegd. Dat was spannend, maar het was op dat moment de beste keuze die ik kon maken. Jurjen en ik zijn toen drie maanden gaan reizen en surfen. Daar kon ik alles loslaten en had ik alle vrijheid om na te denken over wat ik wilde doen. Na die reis ben ik als vrijwilliger gaan werken op een zorgboerderij, waar kinderen met een beperking de boerderij en de dieren verzorgen. Naast het schoonmaken van de stallen, hield ik me bezig met de individuele begeleiding van de kinderen.’

 

Suzanne merkte dat ze op de zorgboerderij veel meer op haar plek zat. Maar het voelde nog niet compleet. Ik werkte dan wel met de doelgroep, kinderen met een beperking, maar als ik vertelde wat ik deed, was het alsof iemand anders aan het woord was. Ik merkte dat als ik over iets sprak wat me echt aan het hart ging, surfen bijvoorbeeld, ik echt enthousiast werd.’

 

Het was uiteindelijk de vraag van een jongen op de zorgboerderij die Suzanne op het idee van het Surf Project bracht. ‘Een hele simpele vraag: kun je ons niet leren surfen? Ik dacht meteen: dat zou echt tof zijn. Maar niet: daar ga ik mijn leven van maken. Dat kwam pas toen ik tegen Jurjen zei dat ik iets met surfen en met deze doelgroep wilde doen. Jurjen zei: dat bestaat al in Engeland. Ga maar eens kijken op de website van The Wave Project. Toen dacht ik: wacht, ik kan er echt wat mee. Dit past bij mij. Als het in Engeland kan, dan kan het hier ook. Ik ben toen gaan skypen met Joe Taylor, de oprichter van The Wave Project. Dat was het laatste zetje dat ik nodig had.’

“Ik wilde niet enkel een funproject opzetten; het doel is om te werken aan het zelfvertrouwen van de kinderen.”

Via haar man Jurjen, initiatiefnemer van het surfplatform Boardshortz.nl, kwam Suzanne in contact met Lars Boeck van Surfschool Zandvoort. ‘Lars was meteen enthousiast en stelde de surfschool beschikbaar. Dat was ook de intentie van het project: ik zou alles organiseren en zou daarbij naar goede surfscholen zoeken voor de locatie, het materiaal en de instructeurs. Joe Taylor wees me erop: als je dit surfproject opzet, doe het dan professioneel. Zorg dat je een duidelijk programma hebt, dat je iedereen op een lijn hebt zitten. Die professionaliteit zit in mijn aard en dus ook in het project.’ In haar eentje, zonder flyer of ander promotiemateriaal, ging Suzanne vervolgens deelnemers werven.

 ‘Ik bezocht speciale scholen en sportorganisaties in Noord-Holland. Ik wilde klein beginnen. Eerst een pilot draaien met acht kinderen. Drie lessen die worden afgesloten met een diploma-uitreiking. Ik wilde niet enkel een funproject opzetten, het doel is om aan het zelfvertrouwen van de kinderen te werken. Dat ze er iets aan hebben in hun ontwikkeling. Dan is het goed dat de lessen kort achter elkaar plaatsvinden, dat ze een band opbouwen met de vrijwilliger die hen in het water begeleidt. Zo’n diploma-uitreiking is het moment voor kinderen om even in de spotlight te staan. Ik heb me heel erg gerealiseerd dat het voor kinderen met autisme spannend zou kunnen zijn, zo’n uitreiking, maar ik wilde het toch doen. Als ook zij over dat soort drempels heenstappen, dan is dat een overwinning. Ik houd natuurlijk rekening met de symptomen van de beperking, maar ik wil wel blijven kijken waar de rek zit.’

“Als het Surf Project je aanraakt, laat het je nooit meer los.”

De kinderen die aan het Surf Project meedoen hebben Down, autisme of ADHD. Een gemengde doelgroep. ‘Mijn idee was: plak er geen label op, plaats kinderen niet gelijk in een bepaalde groep als
ze het strand opkomen. Ik dacht: we creëren een teamgevoel, zonder dat ze in het water hoeven samen te werken, zoals bij G-hockey of G-voetbal. De deelnemers werken tijdens het surfen aan hun individuele ontwikkeling, maar kunnen elkaar wel aanmoedigen. Ze voelen zich dan onderdeel van een team. Ik wil de deelnemers ook meegeven dat iedereen wel wát heeft. Dat je van elkaar kunt leren. Een van de mooiste complimenten van een van de ouders was dat in het water de beperking wegvalt. Hier waren stoere kinderen een toffe sport aan het beoefenen, plezier aan het hebben. Dat vind ik zo mooi om te zien, dat kinderen enorm trots zijn op zichzelf. Dat effect zie je in hun ogen, als ze hun diploma krijgen.

Ze nemen alles wat ze leren tijdens het surfen mee in hun hele zijn. Als je twee uur in zee ligt en applaus krijgt, dan doet dat wat met je zelfvertrouwen.’

 

De reclame voor het Surf Project gaat volgens Suzanne bijna vanzelf. ‘Elk jaar is er een overschot aan vrijwilligers. Dat vind ik ontzettend bijzonder. Een van de ouders zei: het is een project, dat als het je aanraakt, je nooit meer loslaat. Dat snap ik wel. Die positieve sfeer, het enthousiasme van de vrijwilligers. Ik besef heel goed dat het Surf Project draait dankzij hen. Het helpt ook dat we inmiddels een grote sponsor hebben als Protest en ambassadeurs als Erik Scherder, Nienke Duinmeijer en Kaspar Hamminga, die een groot bereik hebben.

“Het Surf Project hoeft geen enorme organisatie te worden; wel wil ik zorgdragen voor continuïteit.”

Nu de surflessen zijn afgesloten, worden voor Suzanne de wintermaanden iets rustiger. ‘Jurjen zegt altijd: van maart tot en met oktober is het 24/7 Surf Project. Dat klopt, ik ben er heel veel mee bezig. Het project is één geworden met mijn leven. Ook de kinderen weten: het Surf Project hoort bij ons gezin. Maar het voelt niet als werken. Dat gevoel heb ik nog nooit zo ervaren in mijn eerdere werk. Ik was zoekende naar wat ik wilde doen, had toch behoefte aan een bepaalde erkenning. Ik deed niks met mijn studie psychologie, werkte als vrijwilliger op een zorgboerderij.

 

Deze fases waren achteraf gezien nodig om te komen bij wat ik echt belangrijk en leuk vind om te doen. Ik geef niks om een dikke bankrekening. Hoe meer geld je verdient, hoe meer je wilt. Voor mij is het waardevoller dat ik zie dat mensen wat hebben aan het Surf Project. En natuurlijk vind ik het fijn om te merken dat mijn ouders en zussen mijn grootste ambassadeurs zijn.’

Hoe ziet Suzanne de toekomst voor het Surf Project? ‘Allereerst hoop ik dat we wat betreft locaties blijven groeien, zodat veel meer kinderen kunnen profiteren van het surfen. Daarnaast zou ik het heel leuk en belangrijk vinden als we straks kunnen aantonen dat surfen wetenschappelijk gezien effect heeft op de doelgroep. Dat heeft toch te maken met mijn psychologieachtergrond. Ook naar fondsen toe is dat heel bruikbaar. Ik vind niet dat het Surf Project een enorme organisatie moet worden, maar ik wil vooral zorgdragen voor continuïteit. Het vaste team van vrijwilligers besteedt heel veel uren op vrijwillige basis aan het project. Misschien dat zij, als ze dat willen, op een gegeven moment een vergoeding kunnen krijgen. Meer financiële ruimte geeft ook rust. Dan kan ik tegen ouders zeggen dat we zeker weten de komende vijf jaar doorgaan, kan ik de vrijwilligers blij maken.’ Lachend: ‘Al zeggen velen van hen: “Count me in voor de komende tien jaar.” Wat ik mijzelf heb voorgenomen voor het aankomende project is dat ik weer meer in het water wil liggen om de kinderen te begeleiden. Dat heb ik het afgelopen seizoen maar één keer gedaan. Wauw, wat een geluksgevoel gaf dat.’